In het nummer A Night In The City besluit de ik-figuur op een dag na zijn werk niet naar huis te gaan. Hij belt z’n vrouw en zegt dat hij overuren maakt. Vervolgens gaat hij bij een collega langs, maar daar is het een chaos thuis. Stonede echtgenote, schreeuwende jengelkinderen… Dus besluit hij met de collega een stripbar te bezoeken. Maar de meisjes daar zijn zo jong en hij – middelbare man – beseft dat ze van hem moeten walgen. Hij heeft geen zin om naar huis te gaan, koopt een fles bier en valt op een bankje in slaap. De volgende ochtend koopt hij een donut en is hij keurig op tijd op zijn werk. Maar ondertussen denkt hij: is dit nu wat het leven te bieden heeft? En hij herinnert zich hoe zijn vrouw en hij tientallen jaren geleden samen in een bar zaten en zij in zijn oor fluisterde: “Jij en ik, liefje. Alleen jij en ik…’’
Willy Vlautin zong het maandagavond met zijn groep Richmond Fontaine in de Tuinzaal van de Tolhuistuin/Paradiso Noord. Het is het soort verhaal dat de teksten van Vlautin kenmerkt. En de songs van de band worden gedragen door die teksten, verpakt in degelijke Americana-gekleurde gitaarrock. Het was waarschijnlijk het laatste concert van de groep in Amsterdam, liet de zanger ergens halverwege de show weten. De band is op tournee ter ondersteuning van het album You Can’t Go Back If There’s Nothing To Go Back To en die werd onlangs bij verschijnen al officieel de ‘afscheidsplaat’ genoemd.
Richmond Fontaine uit Portland, Oregon, maakte in twintig jaar tijd een dozijn albums. Platen vol liedjes die songschrijver Vlautin laten horen als feilloze chroniqueur van de onderkant van de Amerikaanse samenleving. Bij hem gaat het echter niet om de zelfkant – schooiers, kruimeldieven en beroepszatlappen – zoals bijvoorbeeld Bukowski die portretteert, maar om de hardwerkende sloebers die bij alles wat ze doen tegenwind ervaren. Voor wie het glas altijd half leeg is en nooit halfvol. De dubbeltjes die ondanks hun geploeter maar nooit een kwartje worden.
Zo’n tien jaar geleden begon Willy Vlautin zijn schetsen van de Amerikaanse samenleving behalve in liedteksten ook in romanvorm te presenteren. De vier boeken die tot nu toe zijn verschenen, verkopen goed. Zijn debuut The Motel Life is inmiddels verfilmd en heeft al prijzen binnengehaald op serieuze filmfestivals. Geen wonder dat de zanger steeds minder tijd vindt voor Richmond Fontaine – zeker nu hij ook nog een tweede band heeft in de vorm van The Delines, dat de afgelopen jaren alom geprezen werd.
Geen carrièreoverzicht
Richmond Fontaine in een vierkoppige bezetting – met naast Vlautin drummer Sean Oldham, leadgitarist Dan Eccles en nieuwkomer Freddy Trujillo op bas, als vervanger voor de naar Denemarken geëmigreerde medeoprichter van de band, Dave Harding – maakt van het afscheid geen carrièreoverzicht maar legt de nadruk duidelijk op het nieuwe album You Can’t Go Back If There’s Nothing To Go Back To. Vlautin is geen groot zanger. Hij ‘praatzingt’ zijn prachtige verhalen vooral. Zoals in I Got Off The Bus – het nummer waaraan de plaattitel ontleend is. Daarin wordt bezongen hoe iemand terugkomt in zijn geboortestad, waar niets meer is zoals het ooit was en tot overmaat van ramp ook degene die hem van het busstation zou komen ophalen in geen velden of wegen te bekennen is. Na een dag en avond rondzoeken en zwerven in een stad waar hij niets meer herkent, valt hij met een biertje in slaap in een bioscoop, waar hij ruw gewekt en buiten de deur wordt gezet door een nerveus zestienjarig meisje. Of zo’n lied waarin hij bezingt hoe hij op z’n zesentwintigste voor de tweede keer met hangende pootjes bij zijn moeder terugkomt om bij haar in de kelder te gaan wonen.
Wat Vlautins teksten zo sterkt maakt zijn de details: plaats- en straatnamen, data, concrete namen van mensen. Titels van liedjes die op de radio voorbijkomen. Sommige songschrijvers, vooral in Nederland, roepen nogal eens dat te veel details in een liedje de verbeelding van de luisteraar in de weg gaan zitten. Maar het tegendeel blijkt waar: al die details prikkelen de toeschouwer juist. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het recente album van Mark Kozalek met Sun Kil Moon.
Stilistisch beperkt
Muzikaal valt er bij Richmond Fontaine wat minder te beleven. De melodieën en arrangementen blijken toch vooral een vehikel voor de teksten, zonder al te verrassende wendingen. De ritmesectie is degelijk, maar alle muzikale variatie en versiering moet van gitarist Eccles komen. En die kan een behoorlijke partij op de zes snaren spelen, maar is stilistisch ook wel een beetje beperkt. De ingetogen nummers komen het beste uit de verf – ook doordat daar de teksten het best te verstaan zijn. De groep kan weldegelijk rocken, maar heeft in dat genre toch aanzienlijk minder oorspronkelijks te bieden.
Uiteindelijk blijft het verhalenman Vlautin die de show draagt. Al is het maar doordat hij zo fraai weet te vertellen dat hij het opentrekken van een blikje bier het mooiste geluid vindt dat hij zich voor kan stellen. En dat is prima te combineren met een schrijftafel en een nieuwe roman in wording. Laat maar komen, die rock van Vlautin in boekvorm.
Richmond Fontaine in de Tolhuistuin, Amsterdam
Gezien op maandag 11 april 2016
0 Reacties