Hang hem een gitaar om de nek en hij zou met zijn lange grijze baard, tatoeages, versleten jeans en het verfomfaaide petje op zijn hoofd niet misstaan op een drukke straathoek of een winderig metrostation. Toch heeft Seasick Steve zijn leven als zwerver en straatmuzikant al jaren geleden achter zich gelaten. Sterker nog: de Amerikaanse ex-vagebond is een van de populairste bluesartiesten van het moment.
Zijn derde plaat I Started Out With Nothin’ And Still Got Most Of It Left (2008) betekende zijn doorbraak. Het album werd platinum in Engeland, Steve werd tweemaal genomineerd voor een Brit Award en hij stond op het podium van zo’n beetje alle grote Europese festivals. Niet gek voor iemand die voor zijn zestigste nooit een soloplaat opnam en zweert bij een simpel instrumentarium, bestaande uit aftandse gitaren en zelfgemaakte percussie-apparaten. Inmiddels ligt alweer zijn vijfde album in de winkels, getiteld You Can’t Teach An Old Dog New Tricks, en Steve weet nog steeds niet wat hem overkomt: “Vroeger was niemand in me geïnteresseerd, nu willen ze me overal hebben. Dat is een raar gevoel.”
Engeland
Steves zegetocht begint in Engeland. Het grote publiek maakt voor het eerst kennis met de oude baas wanneer hij op oudejaarsavond 2006 een optreden geeft in het televisieprogramma van Jools Holland. De verkoopcijfers schieten omhoog. Steve schudt zijn grijze hoofd. “Ik heb geen idee waarom, maar de Engelsen hebben me opgepakt en geadopteerd als een oude hond. En nu verspreidt het zich steeds verder. Eerst dacht ik dat het gewoon aan hun lag, maar ondertussen krijg ik overal dezelfde reacties!” Gevraagd naar een verklaring voor zijn plotselinge succes, haalt hij de schouders op. “Het enige wat ik kan bedenken, is dat het publiek er genoeg van heeft dat het grootse deel van de hedendaagse artiesten zo enorm gelikt klinkt. Er is blijkbaar een behoefte aan rauwe en ongepolijste muziek. Bands als The White Stripes en The Black Keys zijn daar immers ook erg populair mee geworden, en misschien heb ik daar een beetje op mee kunnen liften. Ik weet niet hoe lang het zal duren, maar schijnbaar willen mensen nu graag een oude vent zien die op zijn instrumenten staat te hengsten. Maar daar zijn er zo veel van, dus waarom ik? Ik heb echt geen flauw idee.”
Waar Steve zijn enorme succes precies aan te danken heeft mag voor hem zelf dan een mysterie zijn, feit is wel dat hij op zijn oude dag ineens een van de belangrijkste bluesartiesten van het moment is geworden. In zijn teksten en tijdens interviews stelt hij zich echter steevast enorm nederig op. Waar komt die bescheidenheid vandaan? “Vijftig jaar lang mislukken!”, reageert hij resoluut. “Wanneer jonge mensen beroemd worden, denken ze al gauw dat ze het verdienen. En dat is niet erg hoor, want wat moeten ze anders wanneer iedereen ze constant vertelt hoe geweldig ze zijn? Maar ik heb al een groot deel van mijn leven achter de rug en weet wie ik ben en waar ik sta in de wereld. De hoop op enig succes had ik vijfendertig jaar geleden al opgegeven.” Steve trekt een grijns. “Mijn grootste wens destijds was dat ik misschien eens een nummer voor iemand anders kon schrijven, om op die manier wat geld binnen te harken! Ik vraag me nu dus regelmatig af of ik niet droom. Mijn drummer, Dan Magnusson, is ook een oude kerel en we kunnen het allebei soms nog steeds niet geloven dat we op het Glastonbury-festival hebben staan spelen voor honderdduizend mensen. En we hebben de Royal Albert Hall in Londen uitverkocht. Man, we konden ons niet eens voorstellen dat ze ons binnen lieten, laat staan dat we er mochten spelen!”
Pistool
Steves huidige succes staat in schril contrast met zijn oude leven. Door zijn thuissituatie zag hij zich in zijn jonge jaren gedwongen om op straat te leven, waarbij hij zich, op zoek naar werk, onder andere door Amerika verplaatste door stiekem mee te liften met vrachttreinen. Voordat Steve van wal steekt, tovert hij een klein flesje whisky tevoorschijn en giet een beetje van het goudgele goedje bij zijn thee. “Het was verschrikkelijk bij ons thuis. Mijn stiefvader vond het leuk om ons continu te slaan en op een dag had ik er genoeg van. Ik wilde hem neerschieten. Ik had het pistool zelfs al in mijn hand! Uiteindelijk bedacht ik me en ben ik vertrokken. Ik moest wel, anders had ik hem zeker vermoord. Ik was pas veertien en wilde normaal zijn. Ik wilde dus helemaal niet weg, maar ik werd gedwongen.” Ondanks dat hij weinig warme herinneringen koestert aan zijn zwervende bestaan, is het wel een onderwerp dat regelmatig in zijn teksten voorbij komt. “Weet je,” mijmert Steve, “in mijn songs praat ik het misschien allemaal een beetje goed, maar er was niks romantisch aan die tijd. Meestal was het gewoon hard werken en hartstikke saai.”
Steve zegde zijn zwerversleven lang geleden vaarwel, maar sinds hij zijn vrouw dertig jaar geleden leerde kennen is hij echter ook al meer dan zestig keer verhuisd. Die rusteloosheid zit hem in het bloed. “Ik verliet mijn ouderlijk huis op jonge leeftijd. In je tienerjaren ontwikkel je jezelf en word je iemand. Ik werd iemand die niet stil kon zitten.” Sinds een aantal jaren woont hij nu in Noorwegen, het thuisland van zijn vrouw. Mist hij de Verenigde Staten niet? “Ik mis het wel, maar ik blijf liever getrouwd. Ik doe dus gewoon braaf wat mijn vrouw wil.” Steve grinnikt er bij, maar trekt daarna toch een serieus gezicht. “Ik mis het om ’s morgens ergens te gaan ontbijten, dan kan niet aan deze kant van de wereld. Ze hebben hier geen ‘grits’. Wat dat is?” Steve gaat rechtop zitten en zijn donkere pretogen lichten op. “Het wordt gemaakt van mais, maar wanneer het klaar is ziet het er uit als aardappelpuree. En dat eet je ’s morgens, met bijvoorbeeld eieren en spek.”
Geen pure bluesman
Steve mag er dan misschien moeite mee hebben om lang op dezelfde plaats te blijven, zijn nieuwste album You Can’t Teach An Old Dog New Tricks nam hij toch voor het grootste deel in zijn eigen huis op. “Ik houd niet van studios”,zegt Steve resoluut. “Ik weet zelf hoe ik mijn muziek op moet nemen en daarnaast zit ik graag lekker comfortabel op mijn eigen bank. Voor mijn soort muziek heb ik al die mooie en dure studioshit ook helemaal niet nodig. Er zijn dus geen computers aan te pas gekomen, we hebben alles gewoon analoog opgenomen.”
Hoewel er vaak aan Seasick Steve gerefereerd wordt als zijnde een echte bluesman, zijn er ook veel andere invloeden in zijn muziek te ontwaren. De nieuwe plaat vormt daarop geen uitzondering. Sterker nog: vooral country lijkt beter vertegenwoordigd dan ooit. Volgens Steve was dit geen bewuste keuze, maar aan de andere kant ziet hij zichzelf ook niet als een pure bluesartiest. “Ik ben opgegroeid met countrymuziek, dus misschien heb ik er deze keer onbewust meer country in verwerkt. En ik weet dat veel mensen mijn muziek als blues bestempelen, maar zo heb ik het zelf nooit gezien. In mijn oren klinkt het als een samenraapsel van een heleboel stijlen, zoals country, blues en hilbillymuziek.” Vindt hij dat blueslabel dan niet vervelend? Steve krabt eens op zijn hoofd. “Vervelend niet, maar ik snap het niet helemaal. Ik houd erg van oude countryblues, maar ik ben ook gek van Hank Williams, rock & roll, The Drifters, Sam Cooke en dat soort shit.” Lachend voegt hij er aan toe: “Als ik kon zingen als Sam Cooke, dan maakte ik zeer waarschijnlijk dat soort muziek! Maar goed, dit is wat ik het beste kan en volgens veel mensen is dat blues. Ik noem het liever een soort ‘fucked up’ hillbillyrock. Als ik zin heb om een banjo te gebruiken, dan doe ik dat dus gewoon.”
Steve staat er om bekend dat hij er een vrij apart instrumentarium op nahoudt, waaronder een stokoude gitaar met drie snaren die hij de Three-String Trance Wonder noemt. Hij moet er zelf een beetje om grinniken. “Een vriend van me vond dat ding in een tweedehandszaak, toen zaten er al niet meer dan drie snaren op. Waarschijnlijk is hij vroeger van een kind geweest, want de hals is verbogen en de snaren staan te ver uit elkaar. Het is echt een afgrijselijk slechte gitaar, maar ik speel er op omdat het moeilijk is. Vergelijk het met een gelovige die zichzelf geselt, haha!”
John Paul Jones
Aan Steves nieuwste album werkte, naast zijn vaste drummer Dan Magnusson, nog iemand mee: niemand minder dan John Paul Jones van Led Zeppelin nam op een paar songs de basgitaar ter hand. Steve glimlacht trots. “Tijdens de opnames zaten Dan en ik te spelen, en we kwamen tot de conclusie dat een aantal nummers wel een basgitaar konden gebruiken. Dan, een grote Zeppelin-fan, riep gelijk: ‘We moeten John Paul Jones vragen!’ Maar ja, hoe doe je dat?” Uiteindelijk kwam het duo via via bij een gitaarbouwer uit die wel eens basgitaren voor Jones maakte. “Ik bleek hem nog te kennen ook,” aldus Steve “al heb ik geen idee meer waarvan. Hij belde John voor ons op en een tijdje later hing ik zelf met hem aan de lijn.” Hij lacht er wederom bij alsof hij het zelf niet helemaal gelooft. “Ik vroeg hem of hij mee wilde doen en dat zag hij wel zitten!”
Op 17 mei stond Seasick Steve opnieuw in de show van Jools Holland – mét John Paul Jones – en deze zomer is hij wederom op veel Europese festivalpodia terug te vinden, waaronder die van Rock Werchter in België en het Reading Festival in Engeland. Zwerver of geen zwerver, Steve is dus nog immer onderweg. Klagen doet hij echter niet. “Ik zou wel eens wat minder rond willen reizen, gewoon een tijdje stoppen en op één plek blijven. Maar ja, dan ben ik werkeloos en ik ben juist zo blij met deze baan. Het reizen hoort er gewoon bij, zo is het nu eenmaal.”
0 Reacties