Bijzonder was het, zonder meer. Eigenlijk was het concert van het Orchestra Of Syrian Musicians met een dozijn speciale gasten woensdagavond in Carré (in het kader van het Holland Festival) vóór alles een heel bijzondere gebeurtenis, die de vraag of het muzikaal inhoudelijk ook allemaal zo enerverend was een beetje naar achteren duwt. Maar soms is het feit dát iets gebeurt gewoon vele malen belangrijker dan de vraag of het allemaal perfect gebeurt.
Het Orchestra Of Syrian Musicians bestaat uit zowel huidige als voormalige leden van het Syrian National Orchestra For Arabic Music. Een gebroken orkest, omdat een deel van de musici het land tijdens de burgeroorlog van de afgelopen tien jaar moest verlaten. Het Orchestra Of Syrian Musicians dat nu in ons land bijeengekomen is, is deels een hereniging. En alleen om die reden al een bijdrage aan het Syrische herstelproces.
Na dit Amsterdamse concert toert het grote gezelschap – in totaal minstens vijftig mensen – nog wat verder door Europa en doet onder meer Glastonbury, Istanbul en Roskilde aan. Wat het (Nederlandse) publiek naar Carré moet lokken, zijn de ‘speciale gasten’. Een aantal van hen is vooral bekend bij het Arabische publiek of ‘hardcore’ wereldmuziekliefhebbers, maar Paul Weller is natuurlijk een naam die in popkringen vertrouwd is, evenals Damon Albarn, die een katalyserende en verbindende functie heeft binnen het project. Ook de Senegalese ster Baaba Maal was in het programma aangekondigd, maar moest op het laatste moment om persoonlijke redenen afhaken.
Damon Albarn is natuurlijk een vertrouwde naam in dit circuit. De Blur-voorman zet zich al vele jaren in voor andere muziekculturen en haalt musici uit het Midden-Oosten en Afrika naar het poppubliek. Onder meer met de organisatie African Express, die ook de motor is achter dit Orchestra Of Syrian Musicians.
Bonte mix
De bonte mix van musici die gedurende de avond op het Carré-podium verschijnt, weerspiegelt zich ook in het publiek. Dat is eveneens iets wat deze avond bijzonder maakt. Er zijn in Nederland wonende Syriërs; vaak jong. Er is het karakteristieke ‘happy chique’ Holland Festival-publiek. Er zijn Albarn/Blur-fans. Maar er zijn ook enkele honderden Syrische asielzoekers uit opvangcentra in Amsterdam, Haarlem en Zaanstad die speciaal voor dit concert uitgenodigd zijn en met hun Carré-bezoek in feite ook alweer een stukje inburgering achter de kiezen hebben. Iedere Nederlander moet daar immers ooit een voet over de drempel gezet hebben.
Er was door het orkest een aantal dagen in Nederland gerepeteerd. In de wandelgangen werd gefluisterd dat dit nog niet direct van een leien dakje was gegaan. Maar wat wil je? Er moest zo’n tweeëneenhalf uur repertoire ingestudeerd worden. De eerste stukken klonken nog wat moeizaam, maar al snel werd er soepeler gespeeld. Het orkest bestaat merendeels uit strijkers, aangevuld met wat traditionele Arabische instrumenten als de ud (een Arabische luit), qanun (de arabische tegenhanger van ons oude hakkebord), de ney (een rietfluit) en percussie. En dan was er nog een twintigkoppig Syrisch koor.
De eerste ‘speciale gast’ die verschijnt is direct Paul Weller. Begeleid door het orkest – en Damon Albarn bijna onzichtbaar achter de piano – zingt hij een mooie uitvoering van zijn klassieker Wildwood. Vervolgens na elkaar de Syrische Faia Younan en de in Londen opgegroeide Iraanse Tala, twee zangeressen die verder in ons land onbekend zijn.
Geen sterallures
En dan staat daar Damon Albarn zelf met zijn enige sololiedje van de avond. Begeleid door het orkest zingt hij Blurs Out Of Time. Smaakvol en klein gehouden. Verder geen sterallures. Hij geeft het stokje onmiddellijk weer over aan twee Afrikanen: de Malinese ngoni-speler Bassekou Kouyaté en uit Senegal Seckou Keita op de kora. Virtuozen. Het orkest legt met een ‘groove’ een thematisch bodempje en dan is het voor de twee soleren geblazen. Verbluffend. Ovatie.
De Tunesiër Mounir Troudi staat te boek als jazz- en soefizanger. Ook hij is voor vrijwel alle Nederlanders een onbekende. Maar hij is goed! Uiterlijk heeft hij iets van een afgeslankte Demis Roussos. Qua stem en expressie doet hij aan een flamencozanger denken: “Ayay ay, ayayayaaaaahaaayaaay!’’ Maar het komt wel binnen. En diep.
Even komen Weller en Albarn samen nog terug op het podium om met koor en orkest McCartney’s Blackbird te brengen. Kitschgrenzen worden hier ruw overschreden, maar het doel heiligt in dit geval de middelen. Verrassender is het optreden van de Mauritaanse zangeres en songschrijfster Noura Mint Seymali – in eigen land al een behoorlijke ster – die begeleid door het orkest en met een imposant stemgeluid een nummer zingt dat blijkbaar een van haar grote successen is. Ze beweegt expressief, waarbij telkens haar omslagdoek van haar hoofd dreigt te glijden. Die trekt ze dan weer snel naar voren zodat haar haar bedekt blijft, wat wel een leuk gezicht is. Zoiets als die rappers die voortdurend hun afzakkende broek ophijsen.
Hiphoppers uit Libanon
En over rappers gesproken, die zijn er ook. Hiphoppers uit Libanon. En ook daar heeft het orkest een arrangementje voor gemaakt, waarbij Albarn achter op het podium weer even aan de piano gaat zitten. Tenslotte, na ruim anderhalf uur is daar nog Rachid Taha, de Algerijn die in de jaren zestig met zijn ouders naar Frankrijk kwam en furore zou maken met Carte de Séjour – een van de eerste bands die rock met raï-invloeden speelde – en vervolgens als soloartiest. Taha is een ster in Frankrijk. In Carré komt hij met een hoedje op en een wat ‘doorrookte’ blik het podium op. Wie hem niet kent, moet gedacht hebben: ‘wat is dat nu voor een Swiebertje’? Maar als hij samen met het orkest een Arabisch party-lied inzet, gebeurt er wel iets in de zaal. Voor het eerst eigenlijk. Rachid Taha doorbreekt de serieuze, dit-is-een-historisch-evenement sfeer die anderhalf uur in Carré heeft gehangen, laat het publiek massaal uit de stoelen komen, dolt met Damon Albarn en dirigent Issam Rafea… kortom, hij hangt even de paljas uit.
Een bijzondere avond is het. Zonder meer. Al zal voor het Nederlandse deel van het publiek de onbekendheid met het repertoire eraan bij hebben gedragen dat het niet werkelijk euforisch werd. Aan de andere kant: stel dat er geëindigd was met alle solisten op het podium die All You Need Is Love of Rockin’ In The Free World hadden gezongen. Zou dat de ware apotheose of juist de fatale tenenkromming geweest zijn? Paul Weller wachtte dat laatste in ieder geval niet meer af. Toen alle musici en solisten bij het slotapplaus het podium opkwamen voor een bloemenhulde, was hij reeds verdwenen.
Orchestra Of Syrian Musicians in Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
Gezien op woensdag 22 juni 2016
Foto (The Roadhouse, Londen, 2010): Mark Allan
2 Reacties
Ik zie een verschrijving: Milanees in plaats van Malinees.
Dag Peter, we hebben het even aangepast. Dank voor de oplettendheid!