Sinds 2012 is Nederland een uitstekende bluesband rijker. King Of The World is een viermansformatie bestaande uit Ruud Weber (zang en bas), Fokke de Jong (drum), Govert van der Kolm (toetsen) en Erwin Java (gitaar). De eerste twee studioalbums van de band werden lovend ontvangen, met o.a. optredens in Paradiso en op het North Sea Jazz Festival tot gevolg. Op 2 mei staan de heren op het festival Rhythm & Blues Night in Groningen. In aanloop naar dit evenement sprak ik met gitarist Erwin Java.
Jullie gaan als een trein. Leeft de blues nog een beetje?
“Jazeker. We hebben vorig jaar zestig keer opgetreden, en niet altijd op de kleinste plekken. Mensen zeggen vaak: ‘We houden niet zo van blues, maar we vinden jullie te gek!’ Dat is een mooi compliment, maar als je kijkt naar de historie van de blues, dan was het júist vaak muziek die werd gespeeld ter vermaak en waarop gedanst werd.”
Toch hebben jullie een eigen stijl. Zo hoor ik jullie geregeld in close harmony zingen.
“Dat klopt. Die andere jongens van de band kunnen geweldig zingen, dus dan is het zonde om daarvan geen gebruik te maken. Het is bovendien een manier om ons te onderscheiden van andere bands. Onze muziek kenmerkt zich ook doordat we altijd in dienst van het liedje spelen. Virtuositeit is mooi, maar het mag nooit het hoofddoel worden. De ‘bluespolitie’ levert weleens kritiek op onze stijl, omdat we niet klinken als Chicago blues uit de jaren vijftig. Maar volgens mij is de blues een gevoel; het gaat niet alleen om een traditioneel akkoordenschema. In mijn gitaarspel probeer ik ook geregeld nieuwe dingen uit die niet meteen binnen het bluesidioom vallen maar die ik wel leuk vind klinken.”
Door welke andere muziek laat je je spel beïnvloeden?
“Onder andere door zigeunermuziek, bijvoorbeeld van Django Reinhardt. Dat is al op jonge leeftijd begonnen. Ik ben van Nederlands-Indische afkomst en wij waren een beetje een ontheemde generatie, zoals ook de zigeuners altijd ontheemd geweest zijn. Als je naar de Tielman Brothers luistert, hoor je eveneens invloeden van zigeunermuziek. Ik heb daar altijd wat mee gehad.”
En hoe ontstond voor jou de liefde voor de blues?
“Ik herinner me dat ik vriendjes had die een gitaar hadden. Ik had alleen een soort tamboerijn met kraaltjes. Zij probeerden op hun gitaar Whole Lotta Love te spelen, van Led Zeppelin. Het lukte ze niet, en vervolgens mocht ik het proberen. Na enige tijd oefenen ging het me goed af. Vanaf toen is het begonnen. Mijn broers hadden allemaal oude bluesplaten van B.B. King, Freddie King, John Lee Hooker, John Mayall, dat soort muziek. Die muziek ging ik toen proberen na te spelen op gitaar. Mijn leeftijdgenoten luisterden naar Genesis, en daar had ik niet zo veel mee.”
Was je veel met muziek bezig?
“Mijn puberteit was niet gemakkelijk, ik leefde een beetje teruggetrokken. De muziek was toen een welkome afleiding. Ik had wat lichamelijke gezondheidsproblemen en zo links en rechts kon ik toch wel wat van discriminatie merken. Het was de tijd van de Molukse treinkapingen en ook mensen als ik werden makkelijk als ’treinkaper’ weggezet. Dat alles bij elkaar maakte van mij wel een beetje een eenling. Ook het feit dat ik, als 14-jarige, slachtoffer van zinloos geweld ben geweest heeft daaraan bijgedragen. Ik zag bij veel Nederlands-Indische mensen een gevoel van weemoed: een verlangen om terug te keren naar Nederlands-Indië, maar dat kon natuurlijk niet. Dat verlangen hoor je terug in de blues. Ook bij de zwarte bevolking in Amerika was dit verlangen aanwezig: je wilt terug , maar het kan niet. Dat gevoel past bij mij. Andere bluesverwante muziek, zoals jazz, kan ik geniaal vinden en is ook geworteld in de blues, maar het raakt me minder.”
Wanneer ontdekte je dat er een carrière in de muziek voor je was weggelegd?
“Na het VWO begon ik aan een studie Nederlands. In die tijd begon ik ook te spelen bij White Honey, en we speelden toen vijf keer in de week. Dit was uiteindelijk niet meer te combineren. Begin jaren ’80 begon ik bij Herman Brood te spelen. Ik heb ook nog een blauwe maandag als muziekrecensent gewerkt.”
En uiteindelijk kwam je bij Cuby + Blizzards terecht.
“Na een paar losse projecten werd ik in ’86 gevraagd om voor The Muskee Gang een paar gitaarpartijen in te spelen. Nadat ik dat had gedaan vroeg Harry (Muskee, red.) of ik nog wat optredens mee wilde spelen, en uiteindelijk heeft die samenwerking tot Harry’s overlijden in 2011 geduurd. Het was een prachtige periode, anders had ik het ook nooit zo lang volgehouden.”
Bestonden de plannen voor het oprichten van King Of The World al voor Muskees overlijden?
“In 2010 haalden we met Cuby + Blizzards nog een gouden plaat met het album Cats Lost, en Harry had nog heel veel zin om door te gaan. Hij had wel steeds vaker last van gezondheidsproblemen, dus hij wilde wat gaan afbouwen. Hij gaf aan dat alle bandleden daarom best wat projecten naast The Blizzards konden doen. Dat deed ik, en bij één van die projecten ontmoette ik Fokke de Jong. Veel mensen kennen Fokke vooral van Normaal, maar hij is net als ik een echte bluesliefhebber. We hebben het toen erover gehad om nog een keer samen iets te gaan doen. Een paar maanden na Harry’s overlijden belde Fokke me met de vraag of ik er nog voor in was en toen zijn we gaan auditeren. Ook met Govert en Ruud klikte het meteen. We hebben een goede band en zijn gelijkwaardig aan elkaar. Op het podium kiezen we er dan ook bewust voor om met z’n vieren op één lijn te staan. Het is overigens mooi om veel oude fans van Cuby + Blizzards en van Normaal terug te zien in het publiek.”
Hoe bepalen jullie de verhouding tussen de hoeveelheid eigen nummers en covers?
“We hebben er bewust voor gekozen om aanvankelijk vooral eigen muziek te maken, zodat we een eigen stijl konden ontwikkelen. Als we nu een cover spelen, klinkt het daardoor als King Of The World en niet als een kopie van het origineel. Nu we eenmaal die eigen sound hebben, kan ik me best voorstellen dat we op een gegeven moment een album zullen wijden aan covers van onze helden B.B., Albert en Freddie King. Van laatstgenoemde spelen we al twee covers.”
Jullie zijn pas drie jaar bezig. Kun je al zeggen dat er een bepaalde ontwikkeling in jullie muziek zit?
“Muziek als de onze kan alleen maar groeien door heel veel samen te spelen, en dat hoor je wel terug, bijvoorbeeld op onze plaat Live At Paradiso.”
Wat zijn jullie toekomstplannen?
“Onze droom is niet om wereldberoemd te worden. Mocht het gebeuren, dan is dat natuurlijk geen probleem maar we zitten in een kleine markt. Als we ons territorium wat zouden kunnen vergroten, bijvoorbeeld in Duitsland, dan zou dat heel mooi zijn. Het is daarnaast een soort missie om de blues levend te houden, ook voor jongere generaties. Harry Muskee zei altijd: ‘Iemand moet het doen.’ Laten wij dat dan maar zijn.”
King Of The World speelt op 2 mei op het festival Rhythm & Blues Night in De Oosterpoort, Groningen, naast o.a. Mavis Staples, Robben Ford, Gov’t Mule en Mud Morganfield.
Foto: Andre Dieterman
0 Reacties