Bij de verjaardag van een koninklijk album hoort een koninklijk theater. Gisteravond vierde Carré samen met Brian Wilson het vijftigjarig bestaan van diens meesterwerk Pet Sounds. Geflankeerd door een andere Beach Boy van het eerste uur, Al Jardine, werd Wilson ondersteund door een sterke formatie die erin slaagde de sound van de legendarische surfband ruim twee uur lang tot leven te wekken. Het is goed dat deze begeleidingsband er was, want van Wilson zelf kunnen we helaas niet meer hetzelfde verwachten als vijftig jaar geleden.
Even is het schrikken. De band is ongeveer een uur bezig, wanneer Brian Wilson tijdens een gitaarsolo van Blondie Chaplin langzaam opstaat van zijn pianokruk, naar het publiek zwaait en moeizaam wegloopt richting de coulissen. Moeten we het hiermee doen vanavond? Nee, gelukkig niet; na afloop van het nummer Sail On, Sailor kondigt de band een korte pauze aan tussen de eerste en de tweede set. Het aanwezige publiek heeft dan al kunnen genieten van een aantal Beach Boys-klassiekers, waaronder opener California Girls, I Get Around, Little Deuce Coupe en Don’t Worry Baby.
Aanvankelijk nemen Brian Wilson en Al Jardine voornamelijk de leadzang voor hun rekening. Waar het bij Wilson wat moeizaam verloopt – de articulatie en kracht van zijn stem zijn niet meer als voorheen, zijn bereik is minder groot en hier en daar klinkt het niet meer helemaal zuiver – heeft de stem van gitarist Jardine maar weinig aan kwaliteit ingeboet. Help Me, Rhonda wordt door hem met overtuiging gebracht en bevat een sax-solo die op de studioversie niet had misstaan. Saxofonist Paul von Mertens is één van de vele rasmuzikanten die in Carré op het podium staan; behalve verschillende saxofoons bespeelt hij tijdens de show dwarsfluit en mondharmonica. Ook Probyn Gregory is een multi-instrumentalist die gitaar, trombone, trompet en synthesizer met elkaar afwisselt.
Dat we met een sterke band te maken hebben, blijkt ook uit het feit dat bijna elk van de tien overige begeleidingsmuzikanten tevens de achtergrondzang voor zijn rekening neemt. En dat is smullen geblazen, zeker in de a capellastukken van Surfer Girl en het voortreffelijke In My Room. Met de ogen dicht zou je denken dat behalve Wilson en Jardine ook de andere drie oorspronkelijke Beach Boys op het podium staan. De prijs voor beste zanger gaat vanavond overigens naar Matthew Jardine (inderdaad, de zoon van), die in een aantal nummers de leadzang verzorgt. Hij heeft de stem van zijn vader geërfd, zo blijkt al snel. In o.a. Don’t Worry Baby laat hij horen over een groot stembereik te beschikken.
Muzikaal genie
Voor het showelement is Blondie Chaplin meegekomen naar Amsterdam. De Zuid-Afrikaan, die begin jaren ’70 kortstondig deel uitmaakte van The Beach Boys, lijkt af en toe een ongeleid projectiel: zingend, dansend, waggelend en wild zwaaiend met zijn tamboerijn ontlokt hij menig Carrébezoeker een glimlach. Chaplin toert al jarenlang met The Stones, van wie hij het performen lijkt te hebben geleerd. Na een paar nummers verdwijnt hij van het podium, om voor het eind van de eerste set terug te komen in een opvallend geel pak en met een nog opvallendere gouden gitaar. Zijn solo’s klinken af en toe iets te hard, maar het is een aardig einde van een eerste set waarin Brian Wilson naarmate de tijd verstrijkt steeds anoniemer aanwezig is. Het muzikale genie van weleer zit onbewogen achter zijn nauwelijks hoorbare piano, en het is de band die hem erdoorheen sleept, zo lijkt het. Het is de vraag of we meer mogen verwachten van de man die na zo veel psychische problemen jarenlang überhaupt niet op de planken stond.
In de tweede set, waarin Pet Sounds integraal wordt uitgevoerd, is Wilson wat meer aanwezig. Zoals gezegd kan hij het vocaal af en toe niet meer zo goed bolwerken, maar het is heerlijk om zijn karakteristieke stemgeluid in een aantal nummers te mogen horen. In de hoogte wordt Wilson ondersteund door Matthew Jardine, waardoor nummers als Wouldn’t It Be Nice en You Still Believe In Me heel acceptabel klinken en nog lang blijven nagonzen in mijn hoofd. In Don’t Talk (Put Your Head On My Shoulder) horen we weer dat de sleet erop zit: de articulatie gaat moeizaam en de melodie wordt niet meer zo mooi verzorgd als vroeger. God Only Knows komt uiteraard ook voorbij; het misschien wel mooiste nummer van The Beach Boys wordt onder luid gejuich door de zaal verwelkomd.
Voorzichtig lachje
En dan, aan het eind van de tweede set, zien we eindelijk een eerste voorzichtig lachje op het gelaat van Wilson. Het blijkt helaas de enige emotie te zijn waarop we vanavond mogen rekenen. De band komt na de integrale uitvoering van Pet Sounds terug met een toegift waarin een aantal klassiekers wordt gespeeld: Good Vibrations, Barbara Ann, Surfin’ U.S.A. en Fun, Fun Fun klinken prachtig en doen ook weer heel erg denken aan de originele surfsound uit Californië. De show eindigt met de intieme Wilson-song Love And Mercy. Al met al heeft Carré kunnen genieten van een uitstekend concert door een zeer sterke band die, zelfs met de tekortkomingen van zijn legendarische frontman, klinkt als The Beach Boys. Chapeau!
Brian Wilson in Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
Gezien op maandag 3 juli 2017
Foto’s: Don Crusio
3 Reacties
Z’n zang was ronduit slecht en zijn uitstraling emotieloos. Vraag me dan ook oprecht af hoeveel plezier hij nog heeft in het optreden. Gelukkig was zijn band waanzinnig goed en maakte het tot een top avond met een hoop muzikaal plezier. De bandintroductie voor de toegift vond ik erg origineel en gaf de welverdiende eer aan de muzikanten.
Ik ben blij dat ik Brian nog een keer heb mogen zien op het podium, ook al stelde het weinig voor. Ik denk dat dit (na Utrecht) zijn laatste keer in Nederland was.
Je wist dat je naar iemand’s optreden gaat die medicijnen gebruikt tegen z’n angsten en neuroses, na jarenlang drugsgebruik? Klinkt alsof je iemand van 25 had verwacht.
Dank voor deze recensie. Die doet gelukkig recht aan hetgeen de oude meester in zijn leven heeft gepresteerd en ook nu weer in Carré. Dat hij niet meer de energie en het zangbereik heeft van vroeger, wordt hem door iedereen vergeven.
Jammer dat hij door het Parool wordt afgeschilderd als een “stoorzender op zijn eigen concert”.
Om wat Brian Wilson voor de muziek en zijn vele bewonderaars heeft betekend, verdient hij nog altijd alle respect.