Het blijft een overweldigend schouwspel: die immense massa van tienduizenden bezoekers, bijeengepakt op dat ene open veld. Alles aan Pinkpop voelt massaal. Van het grote open terrein en de vele bezoekers tot de al net zo overdonderende acts. Schaduw is nog steeds schaars, maar gelukkig is er ditmaal gratis water vanaf dag één.
Bij de inmiddels 52e editie voelt veel op Pinkpop wat dat betreft vertrouwd. Voor het gemengde publiek lijken de drie dagen in Landgraaf dan ook inmiddels een traditie. Waar vele andere festivals toch vooral jongvolwassenen trekken, wordt Pinkpop grotendeels bevolkt door veteranen die er ook al tientallen edities op hebben zitten. En inmiddels hun kinderen – tieners en zelfs nog jonger – meenemen. Samen met Paaspop is Pinkpop dan ook een van de meer familievriendelijke festivals.
Het voor-ieder-wat-wils-programma op de podia speelt daar ook op in. Hoewel Robbie Williams en P!nk voor de hedendaagse puber natuurlijk ook al weer hopeloos ouderwets zijn. De Nederlandse rapper Frenna Deluxe en Ellie Goulding, die de dag vrijdag mogen opwarmen, zitten echter nog aan de juiste kant van de eeuwwisseling. Goulding doet dat met alleraardigste elektropop waarin zware beats contrasteren met lichte bliepjes. Zichtbaar gemotiveerd zingt ze daar kraakhelder haar ietwat wulpse teksten overheen, maar al die bombast blijft toch een beetje vrijblijvend klinken. Alleen uit de voorste rijen stijgt een lauw applausje op.
Perfecte opwarmer
Een stuk venijniger is de spacemetal-technocore van Electric Callboy: de Duitse formatie die een goed werkende mix heeft gevonden van alles wat overweldigend klinkt. Een goed alternatief voor wie de droomrock van The Haunted Youth te mellow vindt. In een bomvolle Tent Stage spelen de warm onthaalde Belgische nieuwkomers een geslaagde wedstrijd. Vele songs volgen de succesformule van hitsingle Teen Rebel: warme klanktapijten en aangenaam-ijle zang die leunt tegen solide guitar walls. Daarmee is de performance misschien wat eenvormig, maar dat is ze te vergeven als die vorm zo fijn klinkt. Boven alles is dit de perfecte opwarmer voor de bezoeker die vooral voor The War On Drugs komt.
Na die droom lopen we graag even terug naar Stage 4 om ons ruw te laten wakker schudden door Nova Twins. Hier weerhoudt de hitte iedereen er niet van om even flink los te gaan op de basgedreven metal met een vleugje funk. In deze kleinere setting krijgen de Britse zussen ook de achterste rijen mee, in een set die de gemiddelde Rage Against The Machine-fan ongetwijfeld kan bekoren. En zo niet: ‘Watcha gonna do about it?!’.
Kun je met kleine akoestische folkliedjes een hele festivalweide in je greep krijgen? Die vraag wordt beantwoord door The Lumineers, vooral bekend van het sympathieke liefdesliedje Ho Hey. Daarmee krijgen de Amerikanen de massa vrolijk aan het meedeinen, maar toch lijken ze hun show vanaf de North Stage maar niet van de grond te krijgen. Korte liedjes, lange pauzes: ook met de vele begeleidende muzikanten die het duo meeneemt, komt de vaart er maar niet in. Daarentegen zorgen ze tegen het eind wel voor een voorzichtig meezingmomentje: You Can’t Always Get What You Want. Het zorgt voor een wat dubbel gevoel. In losse minuutjes wist The Lumineers te raken en te vervoeren, wat alleen maar bevestigt dat er meer uit dit optreden te halen was.
Nederig voorprogramma
Een stuk overtuigender is The War On Drugs, voor velen toch de grootste naam op deze vrijdag. Vorig jaar bleek het spel van de band toch iets te laid-back om op Down The Rabbit Hole knallend af te sluiten. Dit jaar revancheren de leden zich als de stadionrock-act die The War On Drugs toch heus wel is. De pit en het tempo zitten er gelijk vanaf tweede song Red Eyes goed in. Ook recenter en meer ingetogen werk zoals Victim klapt zowaar groots over de weide. Om nog maar te zwijgen over het altijd zielverscheurende Strangest Thing. Adam Granduciel is ook opvallend spraakzaam, waarbij hij zich vooral heel sympathiek opstelt als slechts het nederige voorprogramma van slotact P!nk. Een kwestie van smaak misschien, want voor ons is The War On Drugs toch echt de hoofdact van deze vrijdag. Wat een genot!
Eerst wacht ons nog de doorgewinterde live-act Editors, die een degelijke maar verder weinig verrassende performance neerzet. Eigenlijk is het veel interessanter wat er gelijktijdig achter de rug van Tom Smith en de zijnen gebeurt. In een – geheel onterecht – slechts half gevulde Tent Stage bewijst Altın Gün zich als een van de meest eigenzinnige acts van vandaag. De Turks-Nederlandse formatie hypnotiseert met psychedelische rock met oriëntaalse invloeden, plus een glansrol voor de prachtvocalen van Merve Daşdemir. Misschien net iets te avontuurlijk voor een op de mainstream gericht festival, maar de volgende keer mogen Editors en Altın Gün best van positie wisselen.
Zaterdag
De tweede dag van Pinkpop wordt meteen afgetrapt met een hoogtepunt. Natuurlijk, als bezoeker had je in je broeierige tentje kunnen blijven liggen in de hoop dat je je kater er dan uit zweet. Maar zoals DeWolff-voorganger Pablo van der Poel vertelt: als je keuzes maakt, ga je dingen ervaren, en in het geval van dit optreden zijn dat wonderschone, sublieme en weergaloze dingen. Het is als een hoogmis van de authentieke rock, blues en soul. DeWolff speelt de sterren van de hemel. Blazers, achtergrondzangeressen die er helemaal voor gaan en een gitaartechnicus die aan de zijkant net zo bezield meezingt en -danst als de rest van de band. Een vliegende start is er dankzij Night Train, gevolgd door Heart Stopping Kinda Show. Bij Rosita verandert de tent in de kerk van Al Green. Wat een prachtig livenummer is dat toch!
De blakende zon past natuurlijk perfect bij Xavier Rudd, die als multi-instrumentalist al tijden in zijn eentje menig festivalweide op zijn kop zet en je onbewust je volgende vakantie laat boeken. Natuurlijk heeft hij als Australiër didgeridoos bij zich en vertelt hij als bewuste wereldverbeteraar over de dingen die ons allen zorgen baren. Af en toe met een dansbare beat, maar toch voornamelijk voortkabbelend als een langzaam omgekeerde rainstick. Perfect voor een hete festivalweide en om op adem te komen na een wervelende rockshow.
Veredelde coverband
Ze staan met genoeg man op het podium, daar ligt het zeker niet aan. Maar uiteindelijk blijkt Hollywood Vampires toch voornamelijk een veredelde coverband. Het gros van het publiek vooraan lijkt ook nog voornamelijk aanwezig om Johnny Depp van dichtbij te zien, terwijl Joe Perry en Alice Cooper natuurlijk de echte muzikale helden van dit gezelschap zijn. Pas bij het laatste nummer, School’s Out van Cooper, komt het publiek los en lijkt men te beseffen dat de muzikanten niet alleen figuranten zijn in een piratenspeelfilm.
Depp, wiens gitaarspel niet heel noemenswaardig is, mag Heroes van David Bowie zingen. Het ene moment klinkt het curieus, dan weer dubieus, maar ook af en toe sympathiek. Het minder bekende People Who Died, van de van The Basketball Diaries bekende Jim Carroll, schuurt net zo hard langs de rand van de afgrond, maar kan om de een of andere reden wel bekoren. Misschien zijn de drie ‘eigen’ Hollywood Vampires-nummers nog het meest interessant: The Boogieman Surprise, I Want My Now en Rise laten een stel oude rockers horen die zeker nog geïnspireerd kunnen raken. Maar daar heeft het publiek weinig behoefte aan: liever een glimlach van Johnny Depp of een slechte versie van Aerosmiths Bright Light Fright.
Ik zag The Black Keys al vaak optreden, ook toen de heren nog echt met z’n tweeën op het podium stonden. Toen zat er spanning in, een beetje gevaar, dreiging. Dat is tegenwoordig, of in ieder geval op de Pinkpop-zaterdag, ver te zoeken. De zon lijkt nog totaal niet vermoeid en schijnt de mannen in het gezicht, terwijl het publiek meedeint op de muziek. Het is een beetje een vreemde gewaarwording om vast te stellen dat The Black Keys voortaan een band is waar je rustig op mee kunt deinen. De blues en de garagerock van vroeger is gepolijst en zelfs die oude rammelende nummers zijn ingekleurd en klinken nu als uitgebalanceerde rock. Veelzeggend is wellicht dat de cover van het rauwe Have Love, Will Travel heel zachtmoedig klinkt en juist erg kleurloos overkomt. Maar goed, het is wel fijn om Fever te horen, net als Wild Child en Little Black Submarines. En natuurlijk de afsluiter die door het hele veld wordt meegezongen: Lonely Boy.
Gouden glimlach
Zo intens en machinaal strak als vandaag speelde Queens Of The Stone Age zelden. Velen hebben er vast al over gelezen, de donkere periode die frontman Josh Homme doormaakt. Een vechtscheiding, behandelingen in het ziekenhuis en de ene na de andere dierbare vriend of zelfs bandmaat ontvalt hem. Toch (of juist daarom) verscheen deze maand een nieuwe plaat: In Times New Roman… Niet dat daar vandaag veel nummers van gespeeld worden; met een veelvuldige gouden glimlach krijgt het Pinkpop-publiek een setlist die perfect is voor een festival. Het begint meteen met No One Knows, gevolgd door Feel Good Hit Of The Summer. Zo machtig en zo strak uitgevoerd, waarbij bassist Michael Shuman al vanaf het begin in een aanvalshouding staat en grimassen trekt alsof zijn leven ervan afhangt.
Het nieuwe nummer Carnavoyeur is het meest Bowie-achtige nummer van de jongste plaat en doet het ook uitstekend op de festivalweide. Het is een relatief moment van rust na dat stormachtige begin. Homme praat weinig, zegt wel veel ‘dankjewel’ en besluit op het laatste moment, tot verwarring van Shuman, het andere nieuwe nummer Negative Space te schrappen ten faveure van God Is In The Radio – als ode aan zijn overleden kompaan Mark Lanegan. Dankzij de enorm lange jam en de prachtige op- en afbouw van de spanning is het een hoogtepunt van de set. Go With The Flow wordt perfect geïntroduceerd door een lachende Homme, die een crowdsurfer becommentarieert met de woorden: “This man is simply going with the flow.”
De eerste keer op Pinkpop was Robbie Williams een revelatie die zelfs de grootste criticus voor zich wist te winnen met niet alleen een enorm entertainmentgehalte, maar ook muziek die stond als een huis. Het rockte, het was dansbaar en het was te gek. Deze keer is er van goede muziek weinig sprake, maar zit het met dat entertainmentgedeelte nog steeds snor. Een show waarin hij door zijn levensgeschiedenis heen wandelt en vooral zichzelf belachelijk maakt.
Veel show, veel filmpjes, veel grappen en wel heel veel conversaties met twee gasten vooraan in het publiek, Koen en Nick. Maar als meneer al grappend uitlegt dat het niet aan zijn leeftijd ligt maar aan het feit dat hij Long Covid heeft overgehouden aan de pandemie, dan is er al meteen veel vergeven. Later volgt ook nog een monoloog over zijn depressies en verslavingen, en ook al zijn er dan al veel muziekfans vertrokken: het overgebleven publiek hangt aan zijn lippen. Ondanks het feit dat veel van zijn hits voorbijkomen, kun je hier als muziekfanaat weinig waardering voor opbrengen. Maar voor die glimlach van Robbie des te meer.
Zondag
Waar het op zaterdag zonnig en heet was, begint de zondag benauwd en bedrukt. De zon laat zich nog niet zien als rapper Donnie op de North Stage zijn feestblik opentrekt. De uit Sydney, Australië afkomstige band DMA’s maakt vervolgens een uitgebluste en slaperige indruk op de South Stage. Tommy O’Dell en zijn vrienden lijken uit te willen dragen dat ze een stoere zelfverzekerde rockband zijn die voorlopers Oasis en The Stone Roses naar de kroon kunnen steken. Maar meer dan een aangelengde versie van die bands wordt het nooit.
O’Dell is goed bij stem, maar achteloos krijgen we alle ‘hits’ van de band te horen en natuurlijk wordt doorbraaknummer, de Cher-cover Believe, niet achterwege gelaten. Gelukkig komen er zonnestralen door de wolken heen, waardoor het titelnummer van de nieuwste plaat How Many Dreams? maar ook Olympia en Everybody’s Saying Thursday’s The Weekend fijn over je heen rollen. Op het moment dat ik me afvraag of er ook echte fans tussen het publiek staan, komt er een jongen met een wit DMA’s-shirt voor mijn neus staan. Dat hij na een drietal nummers weer wegloopt, verbaast me niet. Want ondanks dat het niet slecht is, weet het je geen moment te pakken.
Waterige versie van Oasis
Op Stage 4 begint dan Orange Skyline. Deze Groningse Britpopband geldt al dertien jaar als een van de meest belovende bands van Nederland. Jazeker, zo lang timmeren de mannen al aan de weg. En wederom mogen we hopen dat het sprankelende optreden op Pinkpop ze een hoop nieuwe fans heeft opgeleverd. Want waar DMA’s als een waterige en oninteressante versie van Oasis klonk, spatten bij Orange Skyline juist de vonken ervan af.
Als een energieke versie van Liam Gallagher zingt frontman Niels van der Wielen zich door de setlist heen. Daarbij valt op dat Shine On meteen de zaak op scherp zet. Later doet Meet You In The Middle hetzelfde. Net als A Fire, bekend als de tune van de Olympische Winterspelen-uitzendingen van de NOS. Het getuigt van branie en totale overgave aan het moment als je dan ook nog strak in het pak in het publiek springt en een beker bier over jezelf leeggooit. Ik vermoed dat als Orange Skyline ooit, misschien over dertien jaar, de Popprijs op Noorderslag wint, de band die vertrouwde bierdouche weer opeist.
Op de South Stage, slechts enkele minuten slenteren vanaf Stage 4, begint dan Di-Rect al. De Haagse rockgroep is al een hele poos geleden zo’n band geworden die zijn geluid heeft omgevormd tot dat van een stadion-act. Op Pinkpop laten de leden dan ook zien dat ze het ook echt zijn. Van spanning moeten de mannen het niet hebben – nee, ze brengen hun rock direct en zonder gevaar. Maar wel groots. Ballads die je zelfs aan de andere kant van het veld kippenvel kunnen bezorgen, uiterst dansbare rockstampers die het hele publiek aan het springen krijgen en die gedragen, grootse refreinen die zo heerlijk mee te blèren zijn.
Vooral nummers van de laatste plaat komen voorbij: Hibernation, Wild Hearts, Born Again en natuurlijk Soldier On. Maar Di-Rect opent met de single 90’s Kid uit 2022. De klanken van dat licht weemoedige nummer, hoekig zoals ze juist in de late jaren tachtig waren, doen het volk dat richting het podium slentert de pas versnellen. De blazerssectie tilt het nummer en de festivalganger meteen naar een hoger plan. Met de nieuwste single How My Heart Was Won sluit de band zijn set af – het nummer vat ook meteen de set samen.
Heerlijk heesje
Het is toch zoiets als de ChatGPT van de muziek: al die artiesten die met loops en samples de rest van de band overbodig maken. Maar ja, de Australische Tash Sultana kan er wel echt heel goed mee overweg. Met een geweldige glimlach danst ze van synthesizer naar drums, pakt ze een fluit om een riedeltje op te blazen, neemt ze een gitaar in handen, legt ze met een basgitaar de beat neer en zo gaat ze het hele rondje af tot ze een nummer gebouwd heeft. Dan nog steeds huppelt ze van links naar rechts over het podium waar ze op verschillende locaties met haar voeten breaks kan inzetten, beats kan versnellen – of juist vertragen – en daar zingt ze dan bloedmooi, met zo’n heerlijk heesje in haar stem enkele zinnen overheen.
Ieder nummer lijkt daardoor wel snel voorbij, want de opbouw behelst driekwart van het nummer. Maar wat doet ze dat allemaal uitmuntend en met zichtbaar veel plezier. Toch lijkt ook het publiek, dat hier en daar danst, voornamelijk betoverd door haar kunsten en komt het pas echt los als na enkele nummers meerdere muzikanten op het podium verschijnen. Hierdoor kan Tash zich concentreren op zang en slechts één instrument, of twee, of drie. Want ze doet het allemaal veel te graag.
Zoals de naam wellicht al doet vermoeden, maakt het Belgische drietal Brutus brute, krachtige, maar ook zweverige metal en rock. Progressief en gelaagd weten ze met zijn drieën een kathedraal van klanken te bouwen. Ook al begint de set met het meest toegankelijke nummer, al snel maakt dat meer grungy geluid plaats voor noise-, sludge- en hardcore-elementen. De stem van zangeres en drummer Stefanie Mannaerts heeft precies dat hese element dat het allemaal zo intens maakt. Door de manier waarop ze haar stem over laat slaan, weet ze vele emoties op te roepen. De drie lijken ook oprecht heel blij dat het zo vol staat voor Stage 4. En dat terwijl aan de andere kant feestsensatie Goldband staat te spelen. Brutus laat een verpletterende indruk achter.
Aan de dames van Warpaint de ondankbare taak om als laatste band in de tent te spelen. Want het publiek blijft rond deze tijd liever op het veld zitten, om zo naar de North Stage te draaien om Machine Gun Kelly te zien en daarna natuurlijk klaar te zitten voor de afsluiter van 2023, Red Hot Chili Peppers. De tent is daardoor amper voor een derde gevuld, maar dat weerhoudt deze vier dames er niet van een warme en zweverige set vol alternatieve indierock ten gehore te brengen. Er hangt een fijne, licht meditatieve, esoterische sfeer rondom alles wat ze laten horen en een groot deel van het geringe publiek staat dan ook al snel met de ogen dicht mee te deinen en te dromen. De cover van het Fugazi-nummer I’m So Tired lijkt dat zelfs nog meer te bewerkstelligen.
Extra saus
Het is voorbij. De zon is onder. De druppels vallen langzaam steeds zwaarder naar beneden en op het podium staat Red Hot Chili Peppers. Ze stonden er al vaker, maar zoals bassist Flea op een gegeven moment memoreert (zoals iedere keer dat ze in Nederland spelen): de Peppers houden van Nederland en van Pinkpop. Dit was immers het eerste festival waar ze ooit buiten de States mochten spelen. Dus als het aan de mannen ligt, staan ze er over een jaar of twee weer. Vandaag worden uiterst dansbare rocknummers voor de fans die nog energie hebben afgewisseld met alle hits die we met z’n allen zo heerlijk mee kunnen zingen.
En dat is maar goed ook, want waar zanger Anthony Kiedis vorig jaar juni in het Goffertpark nog zo verrassend goed was, heeft hij het vanavond wat moeilijker. Maar bijgestaan door Flea en het publiek wordt het nooit heel slecht. Integendeel, de greatest hits-show is voorbij voordat je het goed en wel doorhebt. Vanaf het begin met Can’t Stop rennen Kiedis en Flea over het podium, alsof ze allebei vergeten zijn dat ze zestig zijn. Vol overgave en zonder reserves spoeden ze zich door de set heen, en horen we achtereenvolgens Scar Tissue, Dani California en Aquatic Mouth Dance, alvorens Suck My Kiss een vroeg hoogtepunt oplevert. Recentere nummers missen de kracht van herkenning en energie die de rest wel allemaal heeft. Zo is ook de door gitarist John Frusciante gezongen Loggins & Messina-cover Danny’s Song een moment waarop de aandacht duidelijk wegzakt.
Pas als Californication wordt ingezet zie je de gezichten weer oplichten. Het is weergaloos hoe voorafgaand aan dat nummer het baswerk van Flea en het gitaarspel van Frusciante langzaam naar elkaar toe bewegen, om elkaar heen dansen en uiteindelijk met elkaar versmelten. Sowieso wordt er veel gesoleerd en gejamd – en dat lijkt precies de extra saus die deze Red Hot Chili Peppers-show naar een hoger plan tilt.
Pinkpop
Gezien op 16, 17 en 18 juni 2023
Tekst: Mark Dyson (vrijdag) en René van Duijnhoven (zaterdag en zondag)
Foto’s door Tiffany Peters
1 Reactie
In het labyrint van rock, blues en soul hebben jullie een weg gevonden om op een begrijpelijke manier een leek als ik duidelijk te maken wat er speelt in de hedendaagse muziek.
Bij mij hebben jullie de juiste snaar geraakt.
Bedankt voor de kundige en professionele wijze waarop deze
recencies geschreven zijn.