Multi-instrumentalist en zanger Neal Morse oogstte zijn eerste successen met Spock’s Beard. Toen debuut The Light in 1995 het licht zag, raakte iedereen bekend met zijn grenzeloze composities en dito songwritingcapaciteiten. Inmiddels is de in Nashville woonachtige vijftiger al meer dan tien jaar met een solocarrière bezig, ingegeven door God. Ook zijn aandelen in Flying Colors en Transatlantic maken hem een van de sleutelfiguren van de progrockscene van dit moment. Wat is zijn visie op het label ‘prog’?
“Prog wordt vooral verbonden aan de muziek uit eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Toen baande rockmuziek zich buiten de bewandelde paden met ongewone liedjesstructuren. Eigenlijk is het genre een combinatie van jazz, klassiek, pop en rock. De liedjes duren echter vaker langer dan de standaard drieminutencyclus en kennen een meer symfonische aanpak en vreemde maatsoorten. Maar het is net als elke andere stijlvorm: het is wat mensen er maar van maken. Ik geef daar niet zo om. Als de muziek iets positiefs met je doet, dan is dat het enige dat telt.”
Wat is volgens jou het allereerste progalbum?
“Daar kun je felle discussies over voeren. Sommigen noemen Procol Harum de eerste progband, anderen zeggen dat Sgt. Pepper’s Lonely Heart Club Band van The Beatles de eerste tekenen van een progrockalbum toonde. Maar je kunt zelfs Tommy van The Who een progplaat noemen. Ik weet het niet en het maakt me niet uit. Prog is niet te definiëren en dat hoeft ook niet. Dat is het mooie aan het progpubliek: fans accepteren heel veel. Dat is voor mij als muzikant natuurlijk heerlijk. Ik kan alles wat in mijn hart opkomt in mijn muziek kwijt. Heel bevrijdend!”
Wat is je favoriete progplaat?
“Dan ga ik denk ik toch voor Fragile van Yes. Weet je dat ik die band nog heb zien openen voor Black Sabbath! Vroeger kon dat gewoon. Het mooiste aan Fragile vind ik de a capella zang. Mijn vader was een koorleider, dus dat soort muziek is me met de paplepel ingegoten. Yes heeft ook van die klassieke elementen in hun muziek, maar zij combineerden het met pop- en rockinvloeden, dat was een openbaring voor me. Maar er zijn zoveel goede platen gemaakt: Tarkus van ELP, Octopus van Gentle Giant en The Lamb Lies Down On Broadway van Genesis bijvoorbeeld. Met Pink Floyd heb ik minder, dat heb ik altijd een beetje te sloom gevonden. Van mijn eigen werk ben ik heel trots op mijn nieuwste soloalbum Momentum en van Spock’s Beard vind ik vooral V en Beware Of Darkness erg geslaagd. En laat ik de Transatlantic-albums niet vergeten!”
Sommige artiesten haten het label ‘prog’. Hoe kijk jij daar tegenaan?
“Veel artiesten vinden het niet fijn om gelabeld te worden. Ze voelen zich dan al snel tekort gedaan. Bovendien denken de meesten bij het label ‘prog’ aan een bepaalde sound die ze niet aanstaat. Mij maakt het niet zoveel uit.”
Wat vind je van de huidige progrockscene?
“Prog lijkt een erg consistente stroming te zijn. Ik zie oudere en jongere fans in het publiek. Vooral het jongere publiek lijkt wat te groeien, wat een bemoedigende gedachte is. Het is geen grote scene, maar luisteraars zijn wel erg trouw. Fans komen naar concerten om de muziek echt te absorberen en niet om met een trend mee te lopen. Dat er steeds meer concertkaartjes worden verkocht, maar minder albums zegt dan wel weer wat over hoe een deel van de ‘fans’ aan mijn muziek komt…”
Wat is het meest proggy ding dat je de afgelopen tijd hebt gedaan?
“Ik heb onder de noemer A Proggy Christmas – The Prog World Orchestra een paar proggy versies van Kerstliedjes opgenomen. Onder andere Shred Ride, een hyperactieve versie van Sleigh Ride met gitarist Paul Bielatowicz en drummer Mike Portnoy. Maar ook Steve Hackett en Steve Morse hebben bijvoorbeeld een gitaarsolo ingespeeld. Het is vooral als een grappig tussendoortje bedoeld. Het is zeker niet voor iedereen bestemd. Toen we het aan Mike Portnoy’s vrouw lieten horen, schreeuwde ze: ‘Ah, zet uit!’”
0 Reacties