De optredens van Iggy Pop ontaardden regelmatig in een totale chaos. Het was vaak ‘rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan’, om maar een Nederlandse zanger te citeren. Diezelfde woorden zijn ook van toepassing op het muzikale nalatenschap van de brokkenpiloot. Een terugblik op zijn werkelijk legendarische erfenis: de 10 beste albums van Iggy Pop!
The Stooges (1969)
Het is bijna niet meer voor te stellen, maar het debuut van The Stooges verscheen in hetzelfde jaar dat honderdduizenden bloemenkinderen op Woodstock samendromden om zich daar massaal aan de hippie-idealen over te leveren. De muziek van deze band uit Detroit riekte echter niet naar bloemen, maar naar natte straten, verschraald bier en zweterige clubs. Het zou de klassieker van (Iggy Pop en) The Stooges zijn geweest, als de tweede plaat niet net wat beter was, zowel qua songs als productie. Toch blijft deze eerste een zeldzaam goed album, dankzij nummers als 1969, I Wanna Be Your Dog en het vaak gecoverde No Fun (o.a. Sex Pistols). Nog steeds hebben die niets van hun verontrustende lading verloren.
Fun House (1970)
Ze waren ontevreden over de productie van het debuut, dus besloten de Stooges voor de tweede plaat zoveel mogelijk het intense live-geluid van de band te benaderen. Er werden talloze takes van de songs opgenomen, waarvan de beste geselecteerd werden. Iggy zingt hier dus zoals hij dat op de bühne deed: springend en kronkelend, met de microfoon stevig in zijn samengebalde vuisten. Het werkte. Fun House is gestolde opwinding, terwijl elk nummer – we noemen Down On The Street, Loose, T.V. Eye – raak is. Het album etaleert ook de primitieve energie van het drie-akkoordenwonder Ron Asheton. Samen met de eerste en de derde van MC5, de twee lp’s van New York Dolls en de eerste worp van Ramones definieert Fun House de Amerikaanse rock & roll.
Raw Power (1973)
Het album kwam tot stand te midden van totale chaos – drugs, drank en geweld. Het is dan ook vooral te danken aan David Bowie dat er überhaupt iets op de markt is beland. Het album steekt met nummers als Search And Destroy, Gimme Danger en Your Pretty Face Is Going To Hell meerdere brutale vingers op richting de verantwoorde singer-songwriters en progressieve rockbands die destijds de albumlijsten domineerden. De plaat stond zelfs zo haaks op de tijdgeest dat het kansloos flopte. Op de mix van David Bowie is altijd kritiek geweest, maar gek genoeg sloeg die om in waardering toen Iggy Pop en anderen nieuwe – inferieure! – versies uitbrachten. Het originele claustrofobische geluid bleek toch beter bij de songs te passen dan velen dachten.
Metallic K.O. (1976)
Optredens van The Stooges ontaardden niet zelden in chaos. Zoals de twee optredens in 1973 en 1974 die de basis vormden voor dit live-album. Onder het publiek bevonden zich bloeddorstige leden van een motorbende, die ook nog eens door Iggy Pop vanaf het podium tot het uiterste getergd werden. Met voorspelbaar resultaat. Bebloede koppen, rondvliegend meubilair… Die geluiden uit de zaal overstemmen regelmatig het kabaal op het podium. Wie goed luistert, hoort zelfs af en toe de bierflessen uit elkaar spatten op het instrumentarium. Meer rock & roll dan dit bestaat er niet. In het geval van Metallic K.O. zijn de verschillende heruitgaven wél te prefereren boven het origineel. Ze bevatten de complete registraties van beide shows.
The Idiot (1977)
Het eerste album dat Iggy Pop zonder The Stooges maakte, maar wel opnieuw met David Bowie. Die was zelf net begonnen met wat later zijn Berlijnse periode zou heten. In die sfeer kwam ook The Idiot tot stand, dat deels in München en Berlijn werd opgenomen. Vergeleken met de sound van The Stooges klinkt The Idiot dus veel elektronischer. Een van de sleutelnummers is het broeierige Nightclubbing; een weerslag van het decadente uitgaansleven van Berlijn. David Bowie heeft zelf later de songs China Girl en Sister Midnight opgenomen, alleen kreeg dat laatste liedje een nieuwe tekst en werd het daarom herdoopt tot Red Money. En ja, dit was inderdaad het album dat op de draaitafel van Ian Curtis lag in de nacht dat de Joy Division-zanger zelfmoord pleegde…
Lust For Life (1977)
Een album waar we vanzelfsprekend niet onderuit kunnen. Toch verdient het ook op puur muzikale grond een ereplaats in dit blad. Nadat David Bowie in elke vezel van The Idiot te horen was, wist hij zich op Lust For Life iets meer in te houden. Het is dan ook veel meer een echt Iggy Pop-album. Hoewel de duistere impressies van het Berlijnse junkiedom verwerkt werden in nummers als Tonight, The Passenger en Turn Blue, was de sfeer ditmaal minder zwartgallig.
Dat was natuurlijk vooral te danken aan het onvolprezen titelnummer. Opgezweept door een echte Motown-beat (denk: You Can’t Hurry Love) suggereert de zanger overtuigend dat het leven de moeite waard is – zelfs als je Iggy Pop heet. Het nummer was vooral in Nederland een grote hit, die zelfs tot de derde plaats in de Top 40 reikte. Over het onvermijdelijke bezoek aan de studio van TopPop, waar geen plantenbak en decorstuk veilig bleef voor Iggy’s sloopzucht, werd nog lang nagepraat.
New Values (1979)
New Values was het eerste album voor Arista en ook het eerste in tijden zonder de alom aanwezige David. Het album bevat ook bijdragen van Stooges-gitarist James Williamson, die de plaat produceerde. Uit alles blijkt dat het de bedoeling was om Iggy Pop als een bonafide rockster te presenteren. De gitaren en de waanzin werden beteugeld en maakten deels plaats voor (toen nog) trendy keyboardklanken. Daardoor klinkt het album een tikje gedateerd, maar daar staat tegenover dat Iggy schittert als songschrijver. Vooral I’m Bored en Five Foot One zijn de uitschieters op een plaat die ten onrechte vaak over het hoofd gezien wordt.
Brick By Brick (1990)
De jaren tachtig waren niet altijd even aardig voor Iggy Pop. En dus was het in 1990 de hoogste tijd om orde op zaken te stellen. Dat lukte met Brick By Brick op een spectaculaire manier. Alles klopt hier. Van het brutaal ogende hoesontwerp dat de Amerikaanse tekenaar Charles Burns leverde, tot het grootstedelijke geluid van producer Don Was, dat de zanger paste als een versleten motorjack. Slash en Duff McKagan van Guns N’ Roses schreven mee aan songs en leverden gastbijdragen. De leuke single Candy, een duet met Kate Pierson van de B-52’s, werd dankzij de steun van clipzender MTV een wereldhit. Eindelijk was het gelukt om Iggy Pop aan de massa te verkopen zonder dat het ten koste ging van zijn geloofwaardigheid.
American Caesar (1993)
Morrel nooit aan een beproefde formule, was de gedachte achter American Caesar. Het geluid en de thematiek lagen dan ook sterk in het verlengde van Brick By Brick, terwijl ditmaal Lisa Germano en Henry Rollins als gasten aanschoven. Vanwege het ontbreken van een hit à la Candy was het succes in Amerika teleurstellend. Toch illustreert dit album dat Iggy Pop begin jaren negentig toch echt nog ouderwets kon vlammen.
Skull Ring (2003)
De weg naar boven was niet altijd even makkelijk, maar rond 2003 was Iggy dan toch uitgegroeid tot rock & roll-royalty. Hij was een onaantastbare zanger; de Godfather van de punk. Jonge artiesten stonden dan ook in de rij om mee te werken aan dit album. In de meeste gevallen pakken die bijdragen van o.a. Green Day, zangeres Peaches en Sum 41 goed uit. Toch zijn de meest memorabele songs degenen waarop zijn oude maten van The Stooges weer meedoen. Vooral Little Electric Chair en het titelnummer benaderen de ontembare kracht van het oude, klassieke werk.
Dit artikel over de 10 beste albums van Iggy Pop is onderdeel van een Iggy Pop-verhaal in Lust For Life 059 (april 2016). Verder lezen? Hier kun je deze editie nabestellen.
Foto Iggy Pop op Down The Rabbit Hole 2015: Willem Schalekamp
0 Reacties