Hoe lang zal het geduurd hebben? Meer dan een halve minuut in ieder geval. Minstens één, misschien ook wel anderhalf of twee. Doodse stilte, zowel op het podium als in de toch goed gevulde Heartbeat Hotel-zaal van Crossing Border. Eerst was celliste Ute Kanngiesser gestopt met spelen. Vrijwel gelijktijdig ook slagwerker Jim White. Ondertussen tokkelde Daniel Blumberg, de Engelsman om wie het hier gaat, nog een paar noten op zijn gitaar en legt dan de vingers op de snaren. Zijn hand beweegt nog één of twee keer over de hals van het instrument, die hij ook even loslaat om aan de volumeknop te draaien. Maar versterkte stilte blijft stilte.
Met ingehouden adem luistert het publiek naar wat er komen gaat – in de voorgaande 45 minuten is een handvol songs zonder pauze voor applaus aaneengeregen. Blumberg blijft over zijn gitaar gebogen staan. Alsof hij aarzelt, maar hij aarzelt niet. Het is een stilte als een daverend slotakkoord. Dan richt hij zich op. Het applaus. De zanger-gitarist lijkt het amper te merken. Hij loopt naar de versterker, ontplugt zijn gitaar, pakt zijn jas van de grond en verlaat het podium. Geen knikje of bedankje naar het publiek. Geen aanprijzen van een plaat. Niets. Al wat gezegd moet worden is gezegd.
Het optreden van Daniel Blumberg is een hoogtepunt op Crossing Border 2018. Dat wil zeggen op de zaterdagavond waarop ik in staat ben het festival te bezoeken. Een festival dat een transformatie heeft ondergaan. Menigeen zal het evenement dat draait om de ontmoeting tussen literatuur en muziek ook associëren met de ‘clash’ tussen een op papier prachtig programma en de frustratie ter plekke op het moment dat je als bezoeker door de rij voor bepaalde populaire popartiesten als The National of Emmylou Harris een theater helemaal niet meer kon betreden – dus ook niet voor een schrijver of muzikant die elders in hetzelfde gebouw sprak of speelde.
Verademing
Die luxe-ergernis lijkt definitief verleden tijd nu Crossing Border – ongetwijfeld mede wegens budgetbeperkingen – het roer radicaal heeft omgegooid. Een ommekeer die overigens voorgaande jaren reeds stapsgewijs was ingezet. Het zwaartepunt ligt nu veel nadrukkelijker dan voorheen bij de literatuur en waar het muziek betreft blijft de mainstream achterwege – zelfs de ‘alternatieve mainstream’, als ik mij die contradictie even mag veroorloven. Wat muzikaal resteert, zijn de spannende buitengewesten en speciale projecten – zoals het over de schouder meekijken in muzikale schetsboeken. Wellicht hadden de organistoren méér kaarten willen verkopen, maar het is als bezoeker een verademing om gewoon die gesprekken, panels en concerten te kunnen bezoeken die je wilt bezoeken, zonder wachten, gedrang of hutjemutjetoestanden.
Lust For Life is een muziekmagazine. Reden om mij deze zaterdagavond toch vooral op dat deel van het programma te concentreren, hoewel ook daar keuzes gemaakt moeten worden. Het festival mag dan danig gesaneerd zijn, er blijven tussen een uur of zeven ’s avonds en middernacht nog altijd zo’n twee dozijn programma’s over, waarvan pakweg de helft muziek.
Het duo Xylouris White lijkt een mooi beginpunt. De Griekse luitspeler Giorgos Xylouris, een Kretenzer om precies te zijn, woonde een groot deel van de jaren negentig in Melbourne, Australië. Daar speelde hij traditionele muziek, maar zocht ook het avontuur. In Australië ontmoette hij Jim White, slagwerker bij onder meer The Dirty Three en bekend van zijn samenwerking met Cat Power, PJ Harvey, Will Oldham en Smog. White speelde een tijdje bij Xylouris in de groep, maar sinds begin dit decennium vormen de twee ook een duo dat traditionele Griekse muziek en vrije impro combineert met elementen uit de rock. Die mix komt op Crossing Border niet helemaal uit de verf, hoewel Xylouris een méér dan degelijke muzikant is en White een slagwerker met een oorspronkelijke stijl. Ze lijken zich in wat strakker omlijnde stukken echter meer op hun gemak te voelen dan wanneer het helemaal ‘vrij’ gaat.
Superkitsch
Even schrikken is de eerste confrontatie met het optreden van Christian Vander – de inmiddels zeventigjarige slagwerker en artistiek leider van de Franse progrockformatie Magma – en zijn drie jaar jongere echtgenote Stella. Magma, dat inmiddels al zo’n halve eeuw bestaat, speelde de afgelopen jaren regelmatig met veel succes in volledige, achtkoppige bezetting in ons land. Het contrast met dit duo-optreden is groot. Christian aan de vleugel – theatraal en zijn spel accentuerend met veel gezichtsmimiek – en Stella als zangeres. Het komt wat grotesk over. En pretentieus, al mag een man van het kaliber Vander natuurlijk best pretenties hebben.
Met name als Stella de repetitieve pianopartijen van Christan aanvult met tekstloze lalala- en dadada-zangpartijen dringen zich Letty de Jong-associaties op. Later tijdens het concert, als de muziek wat meer jazzvorm krijgt, het tempo omhoog gaat en de twee samen perfect scatten, wordt het boeiender. Er wordt zelfs nog gezongen in de zelf ontwikkelde taal die ook in de Magma-stukken gebruikt wordt, het Kobaïaans. Of is het wellicht al een schets voor een nieuw Magma-album? Met alleen vleugel en stem klinkt de muziek in ieder geval als een soort klassiek recital waarbij ‘supergoed’ en ‘superkitsch’ heel dicht bij elkaar liggen.
Eigen accenten
Echt bijzonder wordt het later in dezelfde zaal bij Daniel Blumberg, de 27-jarige Brit die reeds bij een aantal groepen speelde waarvan Yuck de bekendste is. De afgelopen jaren concentreerde hij zich op zijn soloproject en zocht daarvoor aansluiting bij het muzikantencircuit rond het Londense avantgardecentrum Café Oto. Met een aantal van hen nam hij begin dit jaar zijn debuutalbum Minus op, dat in mei verscheen bij het Mute-label.
Op Crossing Border speelt hij met slagwerker Jim White – dezelfde! – die ook al op zijn plaat te horen is, en met de in Londen wonende Duitse celliste Ute Kanngiesser. Blumbergs optreden heeft het overrompelende dat menigeen ervoer bij de eerste kennismaking met bijvoorbeeld Antony And The Johnsons. Hij schrijft songs, maar die laten zoveel ruimte over dat ze perfect zijn om uitgevoerd te worden met uitstekende impromusici, waar Kanngiesser er een van is. Een groot deel van het concert bestaat ook uit improvisatie, hoewel Blumbergs delicate songs wel degelijk de basis blijven. Hij bepaalt uiteindelijk wat er gebeurt. Maar de celliste voelt hem perfect aan en durft haar eigen pad te kiezen. White, op zijn beurt, volgt het spel van Kanngiesser nauwgezet en plaatst zijn eigen accenten.
De eigenzinnigheid en excentriciteit van Blumbergs songs herinnert aan het latere werk van Scott Walker – Minus werd nota bene opgenomen met Walkers vaste producer Peter Walsh! – en Robert Wyatt. En in zijn wijze van zingen doet hij wel wat aan de al niet minder eigenzinnige Britse singer-songwriter Richard Youngs denken. ‘I was sitting under de digital tree, drinking digital tea/Thinking ‘bout the time that I was actually free’. Dat soort teksten dus. Wyatt zal ze zeker kunnen waarderen. Songs die zonder pauze in elkaar overgaan en waarbij je voortdurend op het puntje van je stoel zit. Tot en met die minutenlange stilte waarna het plotseling over is.
Een stuk ontspannener gaat het er weer aan toe bij het gesprek van radiomaker Hans Haffmans met Theo Loevendie over diens boek Memoires Van Een Componist. De 88-jarige musicus mag dan fysiek wat broos ogen, verbaal is hij nog altijd ijzersterk en hij vertelt net zo ‘to the point’ als dat hij schrijft over zo’n zeventig jaar manoeuvreren op het grensgebied tussen jazz en gecomponeerde muziek. Van zijn tienerjaren, toen hij voor vijf gulden een zesdehands gitaartje kocht – “Daar rammelde ik wat op” – via zijn successen in Rusland, waar hij een glazen Kalasjnikov vol wodka cadeau kreeg, tot zijn opera The Rise Of Spinoza uit 2014, waarbij hij alle zijlen moest bijzetten om de klassieke zangeressen in kwestie een beetje overtuigend over te laten komen in hun rol van Amsterdams ‘viswijf’.
Gouden glittercape
Als je al van een ‘publiekstrekker’ kunt spreken, dat was dat deze Crossing Border zaterdagavond de Amerikaanse soul- en rhythm & bluesformatie St. Paul And The Broken Bones. Een feilloos stampende band, compleet met blazerssectie, in de trendy hedendaagse traditie van het Daptone-label met Charles Bradley en Lee Fields. Alleen in dit geval is er sprake van een – overigens geweldig zingende – witte zanger met een Lulletje Rozewater-voorkomen en een gouden glittercape. Hoe goed je ook bent, je kan tegenwoordig blijkbaar niet meer zonder gimmick om je als popband te onderscheiden.
Persoonlijk geef ik als afsluiter van de avond dan toch de voorkeur aan Lewsberg, de Rotterdamse groep die in Lust For Life #081 reeds geportretteerd werd en zich vernoemde naar de schrijver Robert Loesberg. De typisch Rotterdamse documentairefragmenten met de stemmen van de dichters Vaandrager en Vogel, die het debuutalbum van de groep zo bijzonder maken, ontbreken op het podium. Daar staat wel een hoop extra dynamiek tegenover. Toegegeven, de critici die roepen dat Lewsberg vaak wel heel erg op The Velvet Underground lijkt, hebben een punt. Zeker bij een liedje rond de tekst ‘into the dark’, dat niet op het album staat, maar zich bijna één op één op Pale Blue Eyes laat leggen. Toch zijn klachten in die trant loze kritiek. Lewsberg blijft immers gewoon Lewsberg. En als de huidige pop en rock ergens behoefte aan heeft, zijn het bands die zich laten inspireren door The Velvet Underground.
Crossing Border 2018
Gezien op zaterdag 3 november 2018
0 Reacties