Als er één nog levende bluesmuzikant is die echt heeft ervaren wat de blues is, dan is dat de Amerikaanse bluesrockgitarist-zanger Walter Trout (64) wel. Wie hem in 2013 zag optreden, schrok ongetwijfeld van hoe hij er toen uitzag: te sterk vermagerd en voornamelijk zittend op een stoel, want staan kon hij bijna niet meer. Naast hepatitis C bleek hij ernstige leverproblemen te hebben. Het einde leek te naderen en zo goed en kwaad als het ging, nam hij de cd The Blues Came Callin’ op, waarop voornamelijk songs met trieste teksten staan.
Korte tijd later bleek dat Walters leven alleen gered kon worden door een levertransplantatie, maar zijn ziektekostenverzekering dekte dit niet en dus moest hij snel op zoek naar minstens 125.000 dollar. Toen dit bekend werd, besloot Kirby Bryant, echtgenote van bluesrockgitarist-zanger Danny Bryant (die Walter al sinds zijn jeugd als zijn mentor beschouwt) een crowdfundingsactie op te zetten, vooral via sociale media. Dit was meteen een schot in de roos en het bedrag dat werd opgehaald was meer dan genoeg voor de operatie.
Omdat er in zijn woonplaats Los Angeles geen donoren beschikbaar waren (te lange wachtlijst) vertrok Walter met zijn vrouw Marie naar het Nebraska Medical Center in Omaha, Nebraska, waar het na vele maanden wachten uiteindelijk wel lukte. In het boekje bij de nieuwe cd Battle Scars staat een foto van één dag voor de operatie, waarop een heel slecht uitziende en bijna onherkenbare Trout te zien is. Op 26 mei 2014 werd de sterk vermagerde muzikant succesvol geopereerd en vele maanden later kon hij eindelijk weer naar huis om aan zijn herstel te werken. Begin dit jaar was hij dusdanig hersteld dat hij weer de studio in kon om het eind oktober verschenen album Battle Scars op te nemen, waarop hij in twaalf nieuwe songs het hele verhaal van zijn ziekte, de transplantatie en het herstel bezingt.
Ik neem aan dat je de songs voor het album geschreven hebt toen je weer thuis was na de transplantatie?
“Inderdaad, het kostte me maanden voordat ik überhaupt weer een beetje gitaar kon spelen. Toen ik weer terug in Californië was, zat ik nog in een rolstoel. Ik had meer dan de helft van mijn lichaamsgewicht verloren. Meer dan 120 pond, dat is ongeveer 57 kilo! En dat waren vooral spieren die ik verloren had. Daardoor had ik geen kracht meer om iets te doen. Ik kreeg geen enkele noot uit mijn gitaar, ik moest echt van voren af aan beginnen. Maandenlang heb ik elke dag geoefend, vijf uur per dag. Toen ik uiteindelijk weer gitaar kon spelen, vroeg ik mijn vrouw om Provogue [platenmaatschappij, red.] te bellen. Zij is al 23 jaar mijn manager. Ik vroeg haar om hen te zeggen dat ik graag een nieuwe plaat wilde maken. Ze belde Ed van Zijl en hij zei meteen ‘yes, let’s do it!’. Ik wilde songs schrijven waaruit je kon opmaken dat ik echt heel blij was om nog steeds te leven, want ik was en ben heel erg blij dat ik er nog steeds ben en dat het zo goed met me gaat. Maar de songs die ik schreef, bleken nogal clichématig te zijn, met teksten als ‘ruik de rozen’ en ‘zie de zon schijnen’. Het waren geweldige songs geweest voor Olivia Newton-John… allemaal vrolijke liedjes, maar niets voor mij. Ik zei tegen mijn vrouw dat ik een verhaal wilde vertellen, maar niet op deze manier. Ze zei tegen mij: “Wat jij zou moeten doen, is jezelf als het ware terugplaatsen naar dat ziekenhuisbed. Denk goed na over wat er allemaal gebeurde. Je bent door de hel gegaan en weer teruggekomen. Schrijf dat op en volgens mij heb je dan je verhaal.” En ze had gelijk. Ik ging in mijn gedachten terug naar dat bed en binnen één dag had ik al zes songs geschreven. Ik schreef het hele album binnen drie dagen, de helft in ongeveer vijf uur. Het ging heel gemakkelijk toen ik dat idee van haar tot me nam: ‘vertel je verhaal’. En dat is precies wat ik deed, gewoon aan iedereen vertellen wat er allemaal gebeurd is.”
Dacht je weleens aan muziek toen je in het ziekenhuis lag?
“Weet je, ik was toen vooral gefocust op de volgende tien minuten en op het overleven, dat er voor andere zaken geen plaats was. Eerlijk gezegd waren er ’s nachts regelmatig momenten terwijl ik klaarwakker was, dat ik mijn smartphone pakte en dan naar opnames van mezelf op YouTube ging kijken. En dan zei ik tegen mezelf dat ik niet wist wie die persoon was… ‘Dit kan ik niet, ben ik dat? Nee, dat ben ik niet.’ Mijn vrouw nam op een gegeven moment een stapel van mijn cd’s mee, samen met wat tijdschriften waar ik op de cover stond, en maakte daar een uitstalling van, vlak voor mijn bed, zodat ik daar steeds als ik wakker werd mee geconfronteerd werd en ik op die manier mezelf bleef herkennen. Maar het was zo’n ontzettend zware tijd om in leven te blijven, ik moest elke nacht vechten om erbij te blijven. Er waren dagen bij dat ik tegen mijn vrouw zei dat ik gewoon wilde gaan, het was te zwaar en te pijnlijk, ik kon er niet meer tegen. Ik had nog nooit zo’n pijn gehad en omdat ik een ex-heroïneverslaafde ben, is het voor mij ook niet goed om maar steeds zwaardere morfinedoses te krijgen. Zoals ik in de song Omaha schrijf: ‘I need something for the pain, but I don’t want to get strung out again’. Ik lag daar dag en nacht met verschrikkelijk zware pijn en dus zei ik tegen haar dat ik er niet meer tegen kon en dat ik wilde gaan. Maar zij zei dan: ‘Niks daarvan, je moet blijven en vechten!’ Zij is echt degene die mij in leven hield. Dat is echte liefde!”
Je bent weer gaan optreden. Hoe was dat de eerste keer?
“Dat voelde echt geweldig! Na bijna twee jaar niet gespeeld te hebben was mijn eerste echte optreden in de Royal Albert Hall, bij het Leadbelly Fest in juni, met Van Morrison, Eric Burdon, Dana Fuchs, Eric Bibb en een heleboel andere muzikanten. Ik was niet bang, maar wel beducht over hoe het zou zijn. Maar het was fantastisch. Mijn vrouw Marie kondigde me aan en ik kreeg een lange staande ovatie, nog voordat ik één noot gespeeld had en na de twee songs die ik speelde gebeurde hetzelfde. Voordat ik het podium op stapte wist ik nog niet of ik het wel kon volhouden. Zou mijn gitaarspel goed genoeg zijn? Zou mijn stem het goed doen? Zou ik kunnen blijven staan of zou ik vallen? Maar nadat ik tot vier had afgeteld en de band inviel, ging het geweldig. Alsof ik nooit was weggeweest. Ik dacht bij mezelf: wauw, dit herinner ik me! Ik kan dit nog, heb dit tienduizend keer eerder gedaan en het voelt nog steeds zo goed, ik ben weer thuis, waar ik hoor te zijn! Het was kort, maar echt fantastisch!”
De laatste keer dat ik je zag optreden was op Ribs & Blues in 2013. Toen was je er niet best aan toe.
“Klopt, dat was een heel slecht optreden. Ik kon haast niet staan en heb het grootste deel van die show gezeten. Ik had ook veel last van kramp in mijn vingers. Mijn vrouw noemt dit optreden ook het begin van mijn achteruitgang, daarna werd het zo slecht dat ik niet eens meer kon spelen. Maar gelukkig is dat allemaal voorbij. De band is echt geweldig, we hebben net vijf weken door de States getoerd en elke avond was een succes. Mijn zingen en spelen gaan beter dan ooit, ik sta de hele avond en spring veel rond en we hebben heel veel plezier met elkaar. Ik heb het gevoel dat ik pas aan het begin sta en dat het spelen en zingen alleen maar beter gaan worden. Volgens mij heb ik mijn beste jaren niet achter me, maar voor me! Ik kijk dan ook uit naar de komende Europese tour en vooral het optreden in Amsterdam. Carré schijnt een geweldige zaal te zijn. Ik ben echt blij en dankbaar dat ik dit allemaal weer mag en kan doen, en dank God op mijn blote knieën voor dit geschenk. Ook ben ik dankbaar voor alle fans die ervoor hebben gezorgd dat het geld voor de transplantatie er zo snel gekomen is. En voor de donor natuurlijk, zonder wie ik hier niet gezeten had. Ik roep dan ook graag iedereen op om ook donor te worden, want je weet nooit of jij, een vriend of een familielid er ooit zelf een nodig zal hebben.”
Walter Trout speelt op zaterdag 28 november in Koninklijk Theater Carré in Amsterdam en is een dag eerder in de North Sea Jazz Club in onze hoofdstad, waar hij de SENA European Guitar Award ontvangt (voorheen de Eddy Christiani Award), waar hij heel trots op is. Eerdere winnaars zijn onder meer Jan Akkerman, Ad van den Berg, Steve Lukather en Brian May.
Tekst en foto’s: Harry Pater
1 Reactie
Mooi interview Harry Pater!!!